Back

Openingsrede van de heer J.C. Ebbinge Wubben, oud directeur van Museum Boymans van Beuningen

  

Bespiegelingen bij het werk van Liesbeth de Jonge.                Rotterdam 5 november, 2006

  

Mij bezinnend op hetgeen ik u over het werk van LdJ heden middag zou kunnen zeggen, wat dit werk voor mij inhoudt, kwamen de woorden van Thomas Mann in mij op, uit een van zijn laatste grote essays, zijn “Versuch über Tsjechow” : “Dieses Dichtertum hat es mir angetan”.Ik kan het Thomas Mann slechts nazeggen: Dit kunstenaarsschap, deze keramiek en collages, hebben mij geraakt.

 

-In mijn “vita activa” is het werk van vele keramisten uit binnen - en buitenland aan mij voorbij getrokken. Van weinigen - de veel oudere Engelse kunstenaar Bernard Leach uitgezonderd -  hebben hun scheppingen zoveel associaties, zoveel verbanden in mij opgeroepen. Ongetwijfeld speelt hun beider nauwe verbondenheid met de Japanse denkwereld en keramiek hierbij een rol.

 

-    En toch was er, bij mijn allereerste kennismaking met het werk van LdJ, nu exact zeven jaar geleden, nog geen sprake van enige keramische productie, hoewel de aanleiding de keramiek was van een jonge, begaafde Rotterdamse pottenbakster, die met Liesbeth in haar woning aan de Brahmslaan exposeerde. Veel van het werk van Liesbeth bestond uit aquarellen, verfijnde studies van planten en bloemen, getuigend van een volledige beheersing van deze techniek, in een traditie die in het verleden haar hoogtepunten vond in het “Gosse Rasenstück” van Albrecht Dürer of, in ons land, het beroemde album uit 1604 van Jacob de Gheyn II. Fijnzinnig, honorabel, maar niet verrassend. Maar dan valt mijn blik op ingelijste, gevouwen, gekreukte en gescheurde collages, geabstraheerde, geaquarelleerde kleurcomposities, aangebracht op Japanse papiersoorten, en vindt  – de term is van de essayist Gompers – de “schok der herkenning” plaats: het getroffen worden door een geheel eigen vormgeving en expressie, waarin de beschouwer, zoals Gompers schrijft “iets herkent dat hem ter harte gaat” ; paradoxalerwijze wordt in het nieuwe, dat men ziet, iets “herkent” dat onbewust in ons aanwezig was en nu tot bewustzijn wordt gewekt.

 

-         Sta mij toe, in het verband met deze collages nog een excursie naar het gebied van de literatuur te maken. Stefan Zweig, tijdgenoot van Thomas Mann, heeft in zijn novellistische essays “Sternstunden der Menschheit” beslissende momenten, twaalf historische miniaturen geschilderd, die de loop van de geschiedenis hebben bepaald en veranderd. Ik meen dat elk mensenleven dergelijke “Sternstunden” ervaringen, incisies, ontmoetingen die ons leven een andere richting, een verdieping geven, kent. En ik denk aan de slotregel van Rilkes gedicht “Archaïscher Torso Apollos”:  “Du musst dein Leben ändern”. Voor Liesbeths evolutie als kunstenaar is dit de ontdekking van Japan geweest en vooral de ontmoeting met de Japanse kalligraaf Hiroyuki Matsumoto.  Uit deze ontmoeting zijn de collages ontstaan van geaquarelleerde en gevouwen kleurvlakken met teksten in Japanse lettertekens van dichters uit de Japanse literatuur, gekalligrafeerd door Matsumoto. Voorbeelden hoe een intuïtief aanvoelen van stemmingen en betekenissen, de taalbarrière tussen twee kunstenaars uit geheel verschillende werelden kan doen wegvallen en de kleur - en vormgeving van de één met de tekst van de ánder ongeweten zich tot een twee - eenheid kan verenigen. Iets van dit wonder onthult LdJ, wanneer zij woorden aanhaalt uit een van de brieven door Rilke aan zijn vrouw, de beeldhouwster Clara Westhoff geschreven, naar aanleiding van zijn bezoeken aan de Cézanne tentoonstelling in 1907 in Parijs gehouden, één jaar na de dood van de schilder. Rilke schrijft (21 oktober1907) over het kleurgebruik van Cézanne : “Nog nooit is zo duidelijk zichtbaar gemaakt hoezeer het schilderen zich tussen de kleuren voltrekt, hoe men ze volstrekt alleen moet laten, opdat ze zich over en weer tegen elkaar uitspreken. Hun omgang onderling: dat is de gehele schilderkunst. Wie daar tussendoor praat, wie voorschrijft, wie zijn menselijk overleg, zijn esprit, zijn kunst als pleitbezorger, zijn lenigheid van geest ook maar ergens laat meespelen, verstoort en vertroebelt reeds haar handeling.”   Vijf en een half jaar geleden was in deze zelfde ruimte een overtuigend overzicht van deze samenwerking te zien.

 

 -Het overlijden van Hiroyuki Matsumoto in het begin van dit jaar heeft een samengaan beëindigd, dat aan beiden verrijking en verdieping heeft gebracht. Voor een ieder, die dit werk kent en de harmonie die het uitstraalt ervaart, is het moeilijk te begrijpen dat er nooit meer nieuwe scheppingen bij zullen komen.

 

-Hiroyuki Matsumoto heeft niet alleen de traditie van de Japanse kalligrafie voortgezet en er zijn eigen stempel opgedrukt maar ook die van de Japanse geglazuurde keramiek, in zijn verfijnde en tegelijkertijd, in hun vorm en huid robuuste sake kruikjes, schalen en de kommen voor de theeceremonie, die in het spirituele leven van de Japanner een zo essentiële plaats inneemt. Hij heeft in het werk van Liesbeth de potentie gezien voor het vervaardigen van keramiek – zonder zijn stimulans en vertrouwen zou, wat u hier ziet niet tot stand zijn gekomen. 

-         Aanvankelijk is de verwantschap met de werken in papier nog groot: kleine als het ware gevouwen kommetjes in wit porselein ontstaan, voorwerpen als opgerolde stroken papier, dunne, over elkaar gelegde bladzijden in wit grijze schakeringen. Spoedig worden de vormen krachtiger, getuigend van een groeiend zelfvertrouwen, en maakt porselein plaats voor keramische klei soorten. Bron van inspiratie blijft de Japanse keramiek: theekommen, tweedelige dozen naar het voorbeeld van de dozen waarin de Japanners de lunch meenemen. Vrijwel al het werk ontstaat niet op de draaischijf maar is vrij met de hand gevormd, geboetseerd, waardoor het en grote beweeglijkheid en levendigheid bezit; een ander typisch Japans kenmerk is het gebruik van zwart – wit, als het yin en yang, de twee polaire principes van de Chinese filosofie, als een in - en uitademen, een systole en diastole.

 -         Dit zwart – witte aardewerk is raku gestookt : buiten in een gasoven bij een temperatuur van 900 graden Celsius. Door de keramiek na het stoken te roken, het “naked raku”, valt de glazuur als het ware van de huid af op onbedekte delen en ontstaat een diep, mat zwart, het wit wordt dooraderd door een fijn weefsel van craquelé.

 -Eind vorig jaar werkte Liesbeth langere tijd in Shigaraki, een keramisch werkcentrum. Veel van de hier geëxposeerde stukken zijn aldaar, of na terugkeer uit Japan vervaardigd. Het is een inspirerend verblijf geweest. Stenen in hun harmonische ligging in de Zen tuinen, de patronen door harken in deze tuinen aangebracht, weerspiegelen zich in keramische objecten. Vazen buigen zich als door de wind bewogen bamboestengels, naar elkaar toe.

 -Het werken met klei is als een alchemistisch proces; heel treffend rangschikken de Fransen dan ook de pottenbakkerskunst onder ”les arts du feu”: door het vuur wordt de aardse materie gelouterd tot het goud van een bovenaardse schoonheid, zonder de aardse vorm te verliezen.

-         Papier, en de mogelijkheden die het biedt tot steeds weer nieuwe vormen en ruimtelijke effecten, tot een steeds weer  ander spel van kleur nuances en tekens, blijft voor Liesbeth het medium bij uitstek om uitdrukking te geven aan een onuitputtelijke fantasie en inventiviteit. Er is een duidelijke evolutie naar monumentale composities in diepe, donkere tonaliteiten, analoog aan de zwarten in de keramiek. Naast Japanse papiersoorten wordt nu ook gebruik gemaakt van zwaarder, geschept zuiver lompenpapier uit Frankrijk. De golvende boven elkaar liggende stroken in sommige collages van groot formaat doen denken aan het “panta rhei”, alles stroomt, van de Griekse natuur-filosoof Heraelitus; ander roepen de reliëfs in papier of vilt op van de Spaans/Baskische beeldhouwer Eduardo Chilida.

Bij het aquarelleren van de papierstroken zijn Japanse stoffen een bron van inspiratie – er zijn composities die uitwaaieren als Japanse kimono’s.

 -         Een recent verblijf in Frankrijk heeft geleid tot een geheel eigen vorm van “frottages”: afdrukken van boomstammen, zelfs van straatstenen, op repen papier, die dan naderhand ingekleurd worden. De door mij zeer bewonderde, nu waarschijnlijk al bijna vergeten godsdienst psycholoog Han Fortman heeft een van zijn publicaties de titel gegeven “Als ziende het onzienlijke”. In deze “frottages”is de eigen schoonheid ontdekt en zichtbaar geworden van het on-aanzielijke, waaraan wij elke dag zonder het te zien, voorbij gaan.

 -In de collages, ontstaan uit de afdrukken op boomstammen lijkt het of de naast elkaar geplaatste stroken, als menselijke figuraties, een onderling gesprek aangaan; zij illustreren, evenals de golvende, aan lichaamsvormen herinnerende banen in de composities van groot formaat, Goethes uitspraak:”Der Mensch begreift niemals, wie anthropomorphisch er ist.”

 -         In de jaren negentig was muziek, repetities van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, samenspel van het Daniël kwartet, een belangrijk thema van de geaquarelleerde werken. Hoewel in het recente werk niet meer expliciet verbeeld, is muziek nog steeds een ware “fors vitae”, een onmisbare levensbron.

 -         Het laatste nummer (45) van het tijdschrift Nexus, uitgegeven door het gelijknamige instituut, dat zich toelegt op de studie van het Europese cultuurgoed, is geheel gewijd aan Nadia Boulanger, de in 1979 overleden, waarschijnlijk wel grootste muziekpedagoge van de twintigste eeuw. Nexus publiceert fragmenten van de gesprekken die zij, vanaf het midden van de jaren zeventig, met de violist en maker van film documentaires van bekende musici, Bruno Monsaingeon, voerde. In deze gesprekken, die Nadia Boulanger als haar geestelijk testament beschouwde, ontroerde mij vooral de passage: “ Maar de belangrijkste voorwaarde voor alles wat je doet, en niet alleen in de muziek, moet staan in het teken van uitverkiezing, liefde, hartstocht,je moet het doen omdat je meent dat het heerlijke avontuur van het leven volledig afhankelijk is van de sfeer die je zelf schept door je enthousiasme, je overtuiging, je begrip….”

 -         Het is door deze liefde, deze hartstocht, dat ook LdJ wordt gedreven.

 -         Mijn bespiegelingen zijn vrees ik, vaak afgedwaald naar gebieden buiten dat van de beeldende kunst. Des te groter is mijn erkentelijkheid voor het geduld waarmee u naar mij hebt willen luisteren.

 

Back